Naar de inhoud
Tekst grootte

Inleiding

In de afgelopen jaren is er veel verbeterd in de toegankelijkheid van treinstations in Nederland. De belangrijkste ontwikkeling is het creëren van eenduidigheid, veiligheid en uniformiteit op het station. Hierdoor is het voorspelbaar wat je als reiziger kunt verwachten. Dit bevordert het zelfstandig kunnen reizen van mensen met een visuele beperking.

Bij het overstappen van de trein naar de bus, tram of metro, missen reizigers met een visuele beperking deze voorspelbaarheid nog. Om de eenduidigheid, veiligheid en uniformiteit van tram, bus en metro te verbeteren startte de Oogvereniging het project ‘Voorpleinen’. In dit project attendeert de Oogvereniging gemeenten waar een treinstation is op de mogelijkheid de aansluiting met bus en tram te verbeteren in samenspraak met gebruikers uit de regio en professionele adviseurs. Eén van de dingen die in dit project naar voren kwam, is dat er veel vragen en problemen bestaan rond het toegankelijk inrichten van bus- en tramstations voor reizigers met een visuele beperking. Om die reden heeft de Oogvereniging ervaringskennis, deskundigheid, richtlijnen en regelgeving rond de inrichting van bus- en tramstations bijeengebracht in deze handreiking die belangenbehartigers, gemeenten en vervoerders kunnen ondersteunen om een tram- of busstation toegankelijk in te richten.

Waar in deze handreiking gesproken wordt over bussen kan in veel gevallen ook tram worden gelezen. Het is de bedoeling dat deze handreiking ook bruikbaar is voor tramstations of OV-knooppunten.

Deze handreiking is bedoeld als aanvulling op de informatie over toegankelijke halteplaatsen zoals die te vinden is in CROW publicatie 337. Kennisplatform CROW is één van de partijen die ervoor zorgt dat in Nederland de infrastructuur, de openbare ruimte en het verkeer en vervoer goed geregeld is.

Bij enkele punten wordt in deze handreiking verwezen naar het Besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer 2011. Dit Besluit wordt mogelijk in 2020 herzien.

1. Vorm van het busplatform

  1. De veiligste vorm van een busplatform voor reizigers met een visuele beperking, die daarmee de voorkeur verdient, is het ‘’schiereiland- perron” of een ‘’langsperron’’.

Deze typen busplatforms kenmerken zich doordat alle bussen gelijkvloers bereikbaar zijn vanaf ander OV of vervoer, zonder dat er een rijbaan hoeft te worden overgestoken.

  1. Een goed alternatief is een eilandperron dat bereikt kan worden via trappen en liften. In dit geval hoeft de reiziger ook geen busbaan over te steken om de bus veilig te bereiken of verlaten.
  2. Een derde goede optie is een eilandperron met een veilige oversteek van de busbaan of rijweg.

2. Veilige oversteeksituatie

Een belangrijke voorwaarde voor een toegankelijk busstation is dat de bussen en aansluitingen veilig kunnen worden bereikt. Een veilige oversteekplaats wordt gekenmerkt door:

  • De aanwezigheid van stoplichten (VRI) die zijn voorzien van akoestische signalering, beter bekend als rateltikkers. Deze moet goed hoorbaar zijn en altijd werken zodat de oversteekplaats ook op het gehoor gevonden kan worden. Zie hiervoor ook ons standpunt over oversteekplaatsen.
  • Een zebrapad, zodat voor alle gebruikers de oversteekplaats goed herkenbaar is.
  • Verkeer remmende maatregelen, bij voorkeur wordt het zebrapad verhoogd waardoor het beter zichtbaar is en tegelijkertijd het verkeer remt. Wanneer dit niet wenselijk is vanwege de bussen die hier moeten passeren, kan ook gekozen worden voor visueel remmende maatregelen zoals een stopstreep of een zigzagmarkering.
  • Zie hiervoor ook: CROW veilige routes en oversteekplaatsen.

3. Gebruik van het busstation en vindbaarheid van in- en uitstaphaltes

Voor reizigers met een visuele beperking is het lastig zich op een station te oriënteren en de juiste bus te vinden. Een goede routegeleiding kan hier al veel betekenen (zie onder D), maar ook het gebruik van het busstation kan hieraan bijdragen.

  • Buslijnen hebben vaste vertrek- en uitstaphaltes. Als reizigers op wisselende plaatsen uit de bus gelaten worden, heeft een reiziger met een visuele beperking geen idee waar hij zich bevindt.
  • Bussen vertrekken van vaste haltes op vaste tijden. Op iedere halte is toegankelijke, actuele reisinformatie beschikbaar.
  • De bus stopt met de voordeur ter hoogte van de instapmarkering.

4. Routegeleiding op en rond het busstation

Een busstation dient voorzien te zijn van een goede routegeleidng (conform richtlijnen en regelgeving, Besluit toegankelijk openbaar vervoer):

  • Op en tussen alle haltes en halteplaatsen van verschillende vervoersmiddelen (bus, tram, metro, taxi, parkeervoorziening)
  • Alle haltes dienen voorzien te zijn van een instapmarkering
  • Op uitstapplekken moet ook direct een geleidelijn gevonden kunnen worden
  • Bij oversteekplaatsen
  • Bij en naar informatiepunten (informatieborden, kaartautomaten, service- en informatiebalie, kaartverkoop etc.)
  • Bij iedere halte is herkenbaar welke halte het is door middel van een toegankelijk vertrekbord met een goed zichtbare en liefst ook voelbare halte-aanduiding
  • Van het busstation is een goed leesbare en tevens voelbare plattegrond beschikbaar (conform voelbare en duidelijk leesbare plattegronden van ProRail)

Voor het op juiste wijze aanleggen van de routegeleiding verwijst de Oogvereniging naar de Ontwerprichtlijn routegeleiding: www.pbtconsult.nl/ontwerprichtlijnen-routegeleiding

5. Reisinformatie

De reisinformatie op het busstation moet voor alle reizigers goed leesbaar zijn. Elektronische informatieborden (DRIS) of –zuilen moeten worden voorzien van een spraakfunctie (zie Besluit toegankelijkheid voor het openbaar vervoer).

DRIS

Een DRIS is een digitaal reisinformatiesysteem dat daarmee nog niet automatisch ook toegankelijk is. Op steeds meer plaatsen zijn deze digitale informatieborden uitgerust met een spraakfunctie. Het gebruikte lettertype en de grootte, kleur en contrast moeten zodanig zijn dat het bord voor alle reizigers goed leesbaar is.

Waar moet de spraakfunctie aan voldoen voor een goede toegankelijkheid?

Een digitaal informatiebord moet worden voorzien van een spraakfunctie met een heldere, duidelijke stem met een volume dat goed hoorbaar is. Een goed volume wordt makkelijker (en minder storend) bereikt door de speaker zoveel mogelijk op ooghoogte te plaatsen. Het geluid verwaait als de speaker te hoog hangt en is slecht hoorbaar. De spraak kan bij voorkeur worden bediend via een duidelijk zichtbaar (signaalkleur en contrast) en voelbare knop op de paal. De knop is goed zichtbaar voor slechtzienden als deze is uitgevoerd in een heldere en contrasterende kleur ten opzichte van de kleur van de paal.

De spraakfunctie zorgt ervoor dat de tekst op het bord volledig wordt voorgelezen. Het is daarom belangrijk dat op het bord de actuele reisinformatie wordt geplaatst zoals actuele tijden, vertragingen en versperringen. Boodschappen die een aankondiging vormen, kunnen beter onderaan worden geplaatst.

Een informatiezuil met vertrektijden van verschillende lijnen moet ook worden voorzien van een spraakfunctie. Hiervoor gelden dezelfde uitgangspunten als hierboven genoemd. Daarnaast is het belangrijk dat het ‘toetsenbord’ waarop een lijnnummer kan worden ingegeven als volgt is vormgegeven:

  • Het cijfer 1 moet linksboven gepositioneerd zijn, net als op een telefoontoestel, betaalautomaat of geldautomaat
  • Het cijfer vijf moet voorzien zijn van een voelbaar puntje
  • Een eventuele akkoord knop moet worden voorzien van een voelbaar rondje zoals dit op geldautomaten en betaalautomaten het geval is
  • De ondersteuning van kleur (groen voor akkoord), is van belang voor slechtzienden

Informatieborden worden bij voorkeur op ooghoogte geplaatst zodat reizigers met een visuele beperking het bord direct kunnen lezen. Let op: borden mogen geen risico vormen om met hoofd of schouder tegenaan te lopen.

Leesbaarheid van informatieborden

Een (digitaal) informatiebord is het best leesbaar als:

  • De letters aaneengesloten zijn en niet uit puntjes (matrix) bestaan.
  • De letters een contrasterende kleur hebben ten opzichte van de achtergrond, bijvoorbeeld wit op zwart of geel op zwart. Gebruikers met een visuele beperking hebben over het algemeen een lichte voorkeur voor een lichtere letter tegen een donkere achtergrond.
  • Het bord moet niet spiegelen/reflecteren en kan daartoe het beste licht schuin naar voren worden geplaatst (bovenkant komt iets naar voren) en worden voorzien van ontspiegeld glas of kunststof.
  • De lichtintensiteit van het bord en de letters moet niet te hoog zijn, omdat dit snel kan verblinden.
  • De hoogte waarop het bord is geplaatst en de lettergrootte moeten zich zo verhouden dat de letterhoogte minimaal 5 procent bedraagt van de leesafstand voor de reiziger.

6. Verlichting

Mensen boven de 50 jaar hebben meer moeite met zien. Hun ogen kunnen minder makkelijk focussen, hebben veelal meer licht nodig en hebben meer tijd nodig om zich aan te passen aan licht/ donker overgangen. Voor een goede, gebruiksvriendelijke verlichting voor alle reizigers (met name ook voor oudere reizigers) kan met de volgende punten rekening worden gehouden:

  • Lichtbronnen moeten worden afgeschermd. Felle lichtbronnen waar reizigers in kijken, verblinden en belemmeren daarmee het zicht. Bij de keuze van plaatsing en type lichtbron, kan hier rekening mee worden gehouden. Lichtbronnen moeten om die reden niet in de vloer worden geplaatst.
  • Overgangen van licht naar donker en andersom moeten niet te groot zijn, maar heel geleidelijk gaan. Kies daarom voor een egale verlichting en niet te grote hoeveelheden licht op plaatsen waar het omgevingslicht beperkt is.
  • Op- en afstapjes en/of trappen moeten goed worden gemarkeerd (trederandmarkering bovenste rand en onderste trede) en belicht te worden zodat reizigers niet het risico lopen te vallen. Ook de tussentreden dienen gemarkeerd te zijn (zie hiervoor de trappen van ProRail).
  • Informatieborden en (toegankelijke) kaartautomaten moeten goed worden verlicht zodat ze goed vindbaar en leesbaar zijn.

Relevante regelgeving

In het Besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer staat hierover:

Een halte of station voldoet aan de volgende eisen:

1b. Het perron heeft een tactiele of andere richtinggevende routegeleiding en een onbelemmerde doorgang voor personen met een hulpmiddel of een visuele functiebeperking naar een voertuig.

2 De in- of uitgang en het perron van een halte of station en, indien aanwezig in een halte of station voor metro of trein, voorzieningen voor de verkoop en het geldig maken van vervoerbewijzen, reis- en stationsinformatie, serviceverlening, verblijf en sanitair, zijn in ieder geval onbelemmerd bereikbaar voor personen met een hulpmiddel en personen met een visuele beperking door aanwezigheid van tenminste een tactiele of andere richtinggevende routegeleiding.

Status van deze handreiking

Deze handreiking is geschreven op basis van gebruikersinbreng van een brede groep ervaringsdeskundige leden van de Oogvereniging. Deze handreiking is afgestemd met Koninklijke Visio en Bartiméus, maar kan nog verder worden afgestemd met organisaties met deskundigheid op het gebied van toegankelijkheid voor mensen met een beperking en kan nog verder worden aangescherpt en uitgebreid.

Meer informatie