Door: Marijke Osinga
“Ik ga naar salsadansen. Ik zit in de taxi. Ik houd het daarom kort”, zegt Els als ik haar bel om een afspraak te maken voor een interview.
Op 3 februari bezoek ik haar. Ik ontdek dat er elk kwartier een bus vanaf metrostation Spijkenisse naar haar huis gaat. De bushalte blijkt recht voor haar flat te zijn. Beter kan het niet als je afhankelijk bent van openbaar vervoer. Het appartement van Els en haar man bevindt zich op de veertiende verdieping en ziet er ruim en comfortabel uit.
Bij een heerlijke kop cappuccino begint Els te vertellen hoe ze geconfronteerd werd met haar visuele beperking. Haar geleidehond, Chivas, heeft zich naast ons neergevlijd.
Niet meer naar de oogarts
“Mijn moeder en opa hadden al RP (Retinitis Pigmentosa). Dus ik was bekend met slechtziendheid. Toch was het mijn oma die elke keer met mij voor controle naar de oogarts ging. Ik was elf toen zij stierf. Jarenlang ben ik daarna niet meer naar de oogarts gegaan. Mijn moeder had de moed al opgegeven. Er was toch niets aan te doen, zo redeneerde zij.”
Els werd administratief medewerkster. Dat ging goed totdat er op een gegeven ogenblik werd geautomatiseerd.
“ik zag niet zo scherp. Daardoor lag mijn tempo lager. Ik had lenzen in. Vaak kwam er een stofje onder mijn lenzen, wat irritatie en ontstekingen veroorzaakte. Mijn collega’s waren boos. Ze begrepen niet hoe slecht ik was gaan zien. Later kwam dat begrip er wel”, vertelt Els.
Els stopte met werken toen ze in 1984 een dochter kreeg. In 1987 beviel ze van een zoon. “Ik had toen ook wel hinder van mijn slechte zicht. Een vriendin moest mij soms waarschuwen dat mijn dochter een legoblokje in haar handje had.”
Gestruikeld
In 1991 deed Els een herintrederscursus waarbij ze administratieve en computervaardigheden leerde. “Mijn ouders werden in die tijd ziek en overleden. Mijn man besloot na jarenlang kok te zijn geweest een hbo-opleiding tot facilitair manager te volgen. Het was een enerverende tijd.”
In 1996 kreeg Els het aanbod om gedurende twee dagdelen per week vrijwilligerswerk te doen als telefoniste/receptioniste bij de GGD zodat ze er even uit was. In 1998 kreeg ze een baan aangeboden om een ziek geworden collega te vervangen. Op een ochtend struikelde Els over een grijze bol, die tijdelijk op straat was geplaatst, omdat ze hem niet had gezien. Een collega raadde haar aan iets te ondernemen om struikelpartijen met ernstiger consequenties te voorkomen. Els ging naar Visio en leerde stoklopen en met vergrotingsapparatuur en spraakondersteuning werken. “Ik ben mijn collega nog steeds dankbaar”, zegt ze.
Licht en donker
Het gebouw van de GGD had een ruime glazen entree. De architect wilde dat zijn ontwerp transparantie ademde. De wachtruimte bevond zich echter in een donkere hoek. Els had problemen met al het licht dat op haar balie viel. Ook het steeds moeten kijken van een lichte naar een donkere ruimte hinderde haar. Bovendien kostte het haar moeite te zien of mensen al lang in de donkere wachtruimte zaten, waardoor mensen soms onnodig lang wachtten.
”Een rolgordijn zou voldoende zijn geweest om het probleem op te lossen. Ik heb aangeboden het zelf te betalen. Dat kon niet. Ik voelde me niet gehoord. Ik kreeg een burn-out”, zegt Els. Gefrustreerd voegt ze toe: “De maatschappij is ingericht op gezond.”
Spraakondersteuning
Els vertelt hoe ze bij haar werk oplossingen zocht voor haar afnemende zicht. “Cijfers waren voor mij niet altijd even goed te zien. Een 8 zag er voor mij soms uit als een 6, soms als een 3 en een andere keer als een 9. Ik gebruikte steeds meer mijn spraakondersteuning om zeker te weten dat ik het goede cijfer zag.
Verder kon ik niet meer op lijntjes schrijven en schreef ik van links boven naar rechts beneden. Ik probeerde daarom zo weinig mogelijk te schrijven. Telefoonnummers kon ik niet van de display lezen. Ik vroeg mensen daarom naar hun telefoonnummer. Soms kreeg ik daar vragen over van de bellers. Ze waren meestal tevreden met een verklaring van mij. Dit soort praktische obstakels maakten het werken wel vermoeiend”, herinnert Els zich.
“Ik had soms mensen aan de balie, die ook slecht zagen. Zo was er eens een oude man die vroeg waar ik mijn stok vandaan had. Ik had hem wel mijn reservestok willen lenen, maar zag dat hij veel kleiner was dan ik. Ik verwees hem naar Visio. Maar dat leek voor die man een heel grote stap. Ja mensen moeten eerst heel diep vallen, voordat ze zich bij elkaar rapen en weer opkrabbelen”, weet Els.
Lege cartridge
Rond 2007 ging Els voor Jeugdzorg werken. Ze kwam daarvoor in een ander gebouw terecht. Ook daar had ze problemen met het licht. Daarnaast meende ze telkens dat de cartridge op was en dat de uitgeprinte stukken daarom zo vaag waren. Els bleek staar te hebben gekregen. Ze werd geopereerd waarna ze weer helder zou moeten kunnen zien. De dag na de operatie klaagde Els over pijn in haar oog. De dienstdoende oogarts vond het niet nodig haar te onderzoeken. Het zouden de hechtingen zijn die haar hinderden, werd haar gezegd.
Els besloot naar een opticien te gaan om naar haar ogen te laten kijken. Die constateerde een veel te hoge oogdruk. Met de taxi ging Els vervolgens naar het ziekenhuis, waar Els een inadequate behandeling kreeg. Toen haar eigen behandelend oogarts haar een dag later zag, restte er nog 3% zicht. “Mijn oogarts was echt heel boos op haar collega`s”, herinnert Els zich.
“Ik wilde gewoon weer mijn werk doen”
“Je probeert er het beste van te maken. Ik wilde gewoon weer mijn werk doen. Dat ging niet. In overleg met de arbo-arts meldde ik me drie weken ziek. Maar mijn slechte zicht bleef. Dus bleef ik langer thuis. Dat leidde tot onbegrip bij mijn collega`s. Ik heb nog gewerkt naast een collega, maar ik had altijd hoofdpijn en was moe.
Toen ben ik naar Visio Het Loo Erf gegaan om daar te revalideren. Ik heb daar veertig weken gedurende vier dagen per week geleerd braille te lezen en uitsluitend met spraakondersteuning te werken. Een dag per week paste ik op mijn kleinzoon. Die kon ik toen tenminste nog zien. In die tijd maakte Els zich wel zorgen of haar werkgever aanpassingen voor haar had gedaan en of ze terug kon komen op haar vroegere werkplek. Haar zorg bleek niet ongegrond. Er zou voor haar geen ruimte meer zijn. Ook bij andere werkgevers vond ze een gesloten deur.
Els wilde ontzettend graag werken, was helemaal niet van plan te stoppen. Toch raadde het UWV haar aan haar verlies te nemen en zich arbeidsongeschikt te laten verklaren. Tot haar pensioen zou ze 75% van haar laatst verdiende geld ontvangen.
Creaclub
Els heeft zich er nu bij neergelegd. Ze haalt haar kleinzoon eenmaal per week uit school. Samen spelen ze met lego of met een knikkerbaan.
Bij een schilder- en knutselclub voor dementerende ouderen maakt Els zich een dagdeel per week verdienstelijk door koffie en thee te schenken, kwasten schoon te maken, een praatje te maken met de deelnemers en soms iemand bemoedigend een hand op de schouder te leggen. Haar geleidehond is bij deze gelegenheden een welkome gast. “Ik moet oppassen dat ze Chivas niet helemaal volstoppen met stroopwafels”, lacht Els.
Els heeft ervoor gezorgd dat er een creaclub voor blinden en slechtzienden in Spijkenisse is opgericht. Acht mensen nemen eraan deel. Een vrijwilliger helpt hen. Els laat me een fruitschaal zien die is ingelegd met mozaïeksteentjes, die ze daar heeft gemaakt. Daarnaast is Els een enthousiast wandelaar en maakt ze regelmatig tandemtochten. Via de gemeente heeft ze drie voorrijders voor op de tandem gevonden.
Els zoekt voor mij uit hoe laat de bus weer naar Spijkenisse gaat en begeleidt mij naar de bushalte, waarbij ze mij attendeert op obstakels. Ik word er elke keer weer blij van als ik eraan denk hoe Els opnieuw vorm heeft gegeven aan haar leven.
Over Marijke Osinga
Marijke Osinga is jurist. Daarnaast schrijft ze verhalen en houdt ze interviews. Dit laatste doet ze omdat ze graag iets wil doen aan de beeldvorming van mensen met een beperking. Zelf is ze slechtziend en linkszijdig spastisch. Ze heeft een zoon van 17 met wie ze samen in een appartement woont. Bij de Oogvereniging maakt ze deel uit van de ledenraad.